e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
corpus onzelieveheer: uzze livvenhieer aan het kri-js (Bree) Het corpus, de Christusfiguur van een kruisbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
credo credo (lat.): credo (Bree) De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)] III-3-3
crocus (crocus vernus l.) krokus: Bree Wb.  krokus (Bree) Crocus (crocus vernus). De bloemen zijn paars, geel, wit of gestreept. De bladeren zijn iets korter dan de bloem, donkergroen met een brede witte streep in het midden. Bloemen alleen of bij paren, omgeven door 1 schedeblad, de bloemen en bladeren zijn ing [N 92 (1982)] III-2-1
cultivator, extirpator extirpator: ɛkspātǝr (Bree) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) blinddees: blenjēͅzə (Bree), blenèès (Bree), ook ZND 1u, 30  blenēͅz(e) (Bree), daas: ook ZND 1u, 30  dāz(e) (Bree), paardsvlieg: pèèrsvleeg (Bree), pø͂ͅrsvlēx (Bree), ook ZND 1u, 30  pēͅrsvlēg (Bree), scheeldees: ook ZND 1u, 30  sēͅldēͅz(e) (Bree), strontvlieg: Bree Wb.  stròntvleeg (Bree) daas [ZND B2 (1940sq)] || daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || insect I [Goossens 1b (1960)] || paardenvlieg || steekdaas III-4-2
dagelijkse zonde dagelijkse zonde: dagelijkse zonde (Bree) Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
dagkoekoeksbloem bosroosje: Bree Wb.  bosriêske (Bree) Dagkoekoeksbloem (meliandrum rubrum 30 tot 90 cm hoge plant. De plant is tweehuizig en dicht behaard; de bladeren zijn eivormig; de bloemen groeien in losse schermen, de kroonbladeren zijn diep ingesneden en rood van kleur, zelden wit; doosvruchten met [N 92 (1982)] III-4-3
dagvaarding dagvaarding: dagvaarding (Bree) de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)] III-3-1
dahlia (dahlia cav.) dahlia: Bree Wb.  dalia (Bree) Dahlia. De buitenste omwindselblaadjes, 5 in getal, zijn neergebogen of geheel omgeslagen. De bladeren zijn in brede slippen verdeeld. Bij sommige variëteiten zijn de lintbloemen in de lengte opgerold, of opgerold met een punt, daardoor krijgt de hele blo [N 92 (1982)] III-2-1
dak dak: dā.k (Bree), dāk (Bree) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9