34001 |
inspannen |
inspannen:
ęi̯.nspanǝ (Q159p Broekom)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
21562 |
italiaan |
italiaan:
da is enne Itojan (Q159p Broekom)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jonkheid:
joekhet (Q159p Broekom)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug:
vløk (Q159p Broekom)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
stoppelen:
stò.pələ (Q159p Broekom)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34314 |
jong varken |
kurre:
kørǝ (Q159p Broekom)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (Q159p Broekom)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20334 |
jongste kind |
ponnetje:
poenke (Q159p Broekom)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
20697 |
jus, vleesnat |
jeugd:
jəch (Q159p Broekom)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
21912 |
kaal duivenjong |
kwakkenbol:
kwakəbòlə (Q159p Broekom)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|