e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekom

Overzicht

Gevonden: 952
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
linkshandig persoon linkse poot: enne lijnsche poet (Broekom), linkse, een -: enne lijnsche (Broekom) iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)] III-1-2
lip lip: lip (Broekom) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9
lip van een hoefijzer lip: lep (Broekom) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
litteken litteken: letteiken (Broekom) een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen toeten: tū.tǝ (Broekom) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loodzegeltje loodje: lø̜tšǝ (Broekom) Loodzegeltje waarmee de molen in oorlogstijd afgesloten werd. Zie ook het lemma ɛmaalvergunningɛ.' [Grof 297] II-3
lopen lopen: lǫu̯pǝ (Broekom) Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9
loper bovenste: bø̄vǝstǝ (Broekom) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
lucifer stekje: stekske (Broekom, ... ), stokje: stokske (Broekom, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
luiermand kindskorf: keinskerf (Broekom) korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] III-2-2