e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekom

Overzicht

Gevonden: 952
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij sellerie: seͅ.lərii̯ (Broekom) [Goossens 1b (1960)] I-7
servituut vaart: en voət (Broekom) Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)] III-3-1
sikkel zichel: zixǝl (Broekom) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel singel: seŋǝl (Broekom) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-maarten sint-maarten: sint matte (Broekom) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sjalot sjarlot: šərloͅtə (Broekom) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅət (Broekom) [Goossens 1b (1960)] I-7
slachten slachten: sláxtǝ (Broekom) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag veeg: vejg (Broekom) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
slagmulder slagmoller/-molder: slaxmǫldǝr (Broekom) Eigenaar, molenaar van een oliemolen. [Vds 265; Jan 289; Grof 272] II-3