| 18117 |
wrat |
wrat:
vrat (L434a Broeksittard)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 17679 |
wreef |
wreef:
vreef (L434a Broeksittard)
|
wreef [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 17888 |
wroeten |
wroetelen:
vreutele (L434a Broeksittard),
vrø̄tǝlǝ (L434a Broeksittard)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)]
I-12, III-1-2
|
| 27431 |
zaag |
zeeg:
zē̜x (L434a Broeksittard)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|
| 32996 |
zaaien |
zaaien:
zēǝ (L434a Broeksittard)
|
[N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.]
I-4
|
| 18186 |
zakdoek |
tassenplag:
tescheplak (L434a Broeksittard)
|
neusdoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 23226 |
zalig |
zalig:
zèlig (L434a Broeksittard)
|
zalig [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zanjtj (L434a Broeksittard)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (L434a Broeksittard)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
zanikke (L434a Broeksittard),
zeuren:
zeure (L434a Broeksittard)
|
zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|