21369 |
schuldig (zijn) |
schuldig (zijn):
schöllig (L434a Broeksittard)
|
schuldig [SGV (1914)]
III-3-1
|
18951 |
schurk, smeerlap |
schavuit:
schavuut (L434a Broeksittard)
|
schavuit [SGV (1914)]
III-1-4
|
22824 |
schutter |
schut:
schöt (L434a Broeksittard)
|
schutter [SGV (1914)]
III-3-2
|
22853 |
schutters |
schutten:
schötte (L434a Broeksittard)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
šȳr (L434a Broeksittard)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
33416 |
schuurpoort |
poort:
[poort] (L434a Broeksittard)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19778 |
sering |
leverbloem:
-
lêverbloum (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard),
levesbloem:
laevesbloom (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard),
opgave voor nagelbloem (anjelier uitgezeefd
laevesbloom (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard,
L434a Broeksittard)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)] [SGV (1914)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
17752 |
sik |
sik:
sek (L434a Broeksittard)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.]
I-12
|
17870 |
slaan |
slaan:
slaon (L434a Broeksittard)
|
slaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (L434a Broeksittard)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|