e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesp gesp: gasp (Brunssum), snal (<du.): schnall (Brunssum), sjnal (Brunssum) sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
gespeend schaap spenen (ww.): spēnǝ (Brunssum) Het jong van een schaap, als het van de moeder weggenomen wordt. [A 4, 22e; L 20, 22e] I-12
gesteven voorstuk van een overhemd bleek: bleek (Brunssum), frontje: fruntje (Brunssum) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestreepte broek gestreepte broek: gestreepte brook (Brunssum), streepjesbroek: sjtrepkesbrook (Brunssum) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk munt: muntj (Brunssum) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2
getatewaal gestamel: geštamel (Brunssum, ... ) getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)] III-3-1
getob; tobben gemartel: gemertel (Brunssum, ... ), sukkelen: sukkulu (Brunssum), zich lappig maken: zich lèp⁄pich mààkə (Brunssum) gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: chətraowdə vraow (Brunssum) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige getuige: guteugu (Brunssum) iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)] III-3-1
getuige zijn bronken: bronkn (Brunssum) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] III-2-2