21321 |
getuigen |
getuigen:
getuuge (Q035p Brunssum),
[overgeheveld van lm. getuigenis, geen begrip getuigen in N 90, RK]
guteugu (Q035p Brunssum)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] || getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
gevangenis:
gevengenis (Q035p Brunssum),
petoet:
pntoet (Q035p Brunssum)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gève (Q035p Brunssum)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulich (Q035p Brunssum),
guveulig (Q035p Brunssum)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
dood:
doad (Q035p Brunssum)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwɛs (Q035p Brunssum)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
guweer (Q035p Brunssum)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwɛlǝf (Q035p Brunssum)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
25610 |
gewicht verliezen |
uitbakken:
ūtbakǝ (Q035p Brunssum)
|
Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ± 10% in. [N 29, 48]
II-1
|
19264 |
gewillig |
gaarne:
geĕr (Q035p Brunssum)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|