32987 |
halm, stengel van de graanplant |
halm:
halǝm (Q035p Brunssum),
spier:
špīr (Q035p Brunssum)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
haus:
haus (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
huuws (Q035p Brunssum),
hàus (Q035p Brunssum)
|
hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)]
III-1-1
|
27543 |
halsdoek |
halsplag:
hoasplak (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Het vierkant stuk stof dat de mijnwerkers als beschermmiddel tegen stof voor de mond of in de hals dragen. [N 95, 65; monogr.; Vwo 326; Vwo 868]
II-5
|
18255 |
halsketting |
kette (du.):
tusschen i en e
’n gowe kitte (Q035p Brunssum)
|
gouden [een - ketting] [SGV (1914)]
III-1-3
|
27544 |
halsriempje |
halsriem:
hoǝsrēm (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Halsriem waar de mijnlamp aan hangt tijdens het klimmen in een schacht. [N 95, 881a; monogr.]
II-5
|
18236 |
halssnoer |
ketting:
kitting (Q035p Brunssum),
kraal:
kral (Q035p Brunssum)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
halster:
halstǝr (Q035p Brunssum)
|
Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-11
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
halve maan:
houwf maon (Q035p Brunssum)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
schopje bier:
shupku beer (Q035p Brunssum)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20820 |
ham, hesp |
schink:
šeŋk (Q035p Brunssum)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|