e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iets opkroppen opkroppen: opkroppu (Brunssum), zich opvreten: zich opvréétə (Brunssum) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijken: eeku (Brunssum) gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen brazelen: brààzələ (Brunssum), raaskallen: roaskallu (Brunssum) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Brunssum), īēs (Brunssum) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsheiligen add. pancratius: Pancratius 12 mei, Servatius 13 mei, Bonifatius 14 mei. Dit zijn de drie ijsheiligen, berucht omdat zij soms nog gauw effe ee sjterk gevruur bezorgen. In sommige landen staat de heilige Mamertus 11 mei als vierde ijsheilige bekend.  Pancratius (Brunssum) Pancratius. III-3-2
ijsmuts ijsmuts: iesmutsch (Brunssum) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijskegel: ieskegel (mv.) (Brunssum), ijsklomp: iesklump (mv.) (Brunssum), ijspin: iespin (mv.) (Brunssum) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: iesvoegəl (Brunssum), īēsvōēgel (Brunssum) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijver ijver: iever (Brunssum), īē⁄vər (Brunssum) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig vlijtig: vlietig (Brunssum) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4