22817 |
kermismolen |
carrousel (fr.):
kinjerkarresel (Q035p Brunssum)
|
Kindercaroussel.
III-3-2
|
22662 |
kermismuziek |
spel:
sjpeel (Q035p Brunssum)
|
De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
moer:
mōǝr (Q035p Brunssum)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
33536 |
kern van een pit |
kern:
WLD
keer (Q035p Brunssum)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
kern:
WLD
keĕr (Q035p Brunssum)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
kirsleedje (Q035p Brunssum)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22690 |
kerstliederen zingen |
kerstliedjes zingen:
kirsleedjes zinge (Q035p Brunssum)
|
Kerstliederen zingen [leisen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
27690 |
ketelhuis |
ketelhuis:
kę̄tǝlhuǝs (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Eisden])
|
Plaats waar de stoomketels van de mijn zich bevinden. Zij produceren stoom voor de aandrijving van generatoren en persluchtcompressoren. [N 95, 17; monogr.]
II-5
|
21225 |
ketser |
voerman:
voormann (Q035p Brunssum)
|
de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28286 |
kettingbaan |
kettingbaan:
kettingbaan (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Toestel, bestaande uit een ketting zonder eind met daaraan meenemers, dat tussen de rails is gemonteerd. De kettingbaan wordt gebruikt voor het over korte afstand verplaatsen van mijnwagens. Volgens een respondent uit Q 121 werd de kettingbaan op de Domaniale mijn voornamelijk toegepast voor het transport in kleine hellingen, meestal in de nabijheid van de schacht. [N 95, 689; N 95, 703; monogr.]
II-5
|