27574 |
loonzakje |
loontuit:
luǝntȳt (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Laura, Julia])
|
Volgens de informant van Q 15 was het loonzakje al vroeg in onbruik. De arbeider kreeg daarna van zijn opzichter een loonstrookje en tegen inlevering hiervan werd zijn loon uitbetaald. [N 95, 980]
II-5
|
20132 |
loops |
loops:
leupsj (Q035p Brunssum),
lø̄pš (Q035p Brunssum)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
v. vuur
schuut (Q035p Brunssum),
spruit:
WLD
schproèt (Q035p Brunssum)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [SGV (1914)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loope (Q035p Brunssum),
B.v. ver gao ee bietje lope.
lope (Q035p Brunssum)
|
lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34545 |
lopen, gezegd van eenden |
waggelen:
wagǝlǝ (Q035p Brunssum)
|
[N 70, 2; monogr.]
I-12
|
24674 |
lork |
lariks:
WLD
lariks (Q035p Brunssum)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18697 |
losse linnen halsboord |
boordje:
beurdje (Q035p Brunssum),
losse kraag:
losse kraag (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
losse manchet:
losse manschitte (Q035p Brunssum),
losse mansjitte (Q035p Brunssum),
manchet:
manchet (Q035p Brunssum)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21218 |
losse plankbrug |
bruggetje:
brukske (Q035p Brunssum),
Eng u
brukske (Q035p Brunssum)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
krib:
krøp (Q035p Brunssum)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|