28200 |
mijnbrand |
mijnbrand:
mīnbranjtj (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Brand in het ondergrondse gedeelte van een mijn. [N 95, 232]
II-5
|
27676 |
mijnemplacement |
mijnterrein:
mijnterrein (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het gehele mijnterrein bovengronds. [N 95,3]
II-5
|
27310 |
mijngas |
mijngas:
mīngās (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat lichter is dan lucht, in bepaalde concentratie met lucht brandbaar of ontplofbaar en bij grote hoeveelheden verstikkend. Mijngas bevindt zich in de kool, het dak- en vloergesteente van de laag en in spleten en scheuren van het gesteente (MBK IV pag. 25). De term "gas" wordt in de Belgische mijnen slechts sporadisch gebruikt (Vanwonterghem pag. 114). [N 95, 229; monogr.; Vwo 336; Vwo 348]
II-5
|
27554 |
mijnhorloge |
kuiluur:
kulūr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 67]
II-5
|
27912 |
mijnhout |
hout:
hoat (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Algemene benaming voor al het in de mijn gebruikte hout. De opgaven die een specifieke soort hout aanduiden, bijvoorbeeld "kophouten", "spitsen", etc., zijn verplaatst naar de desbetreffende lemmata. [N 95, 311; monogr.]
II-5
|
27704 |
mijnhoutterrein |
houtterrein:
hoattǝręjn (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Terrein waar het hout ligt dat nodig is om de mijngangen te ondersteunen. [N 95, 36; monogr.]
II-5
|
27540 |
mijnkleding |
pungel:
pøŋǝl (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De benaming voor mijnkleren in het algemeen. Een informant uit Q 121 merkt op dat "kuilmontuur" de benaming was voor kleding die men ondergronds droeg. [N 95, 59; monogr.]
II-5
|
28309 |
mijnlocomotief |
loc:
lok (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Locomotief voor het ondergronds bedrijf die wordt aangedreven door perslucht, elektriciteit of met behulp van een dieselmotor. De opgave "trolley" uit Q 12 voor de mijn in Eisden duidt een elektrische locomotief aan. [N 95, 700; monogr.; Vwo 283; Vwo 480; Vwo 481]
II-5
|
27790 |
mijnmeter |
mijnmeter:
mīnmę̄tǝr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I])
|
De mijnmeter voert in een mijn metingen uit en werkt details van het mijnplan uit. Vanwonterghem (pag. 114) spreekt van een beëdigd bediende die topografische opmetingen moet doen en ze op kaart moet uitwerken. Het woordtype "kettingtrekker" (Q 21), eigenlijk de benaming voor de hulp van de mijnmeter, werd op de mijn Maurits gebruikt als spotnaam voor de mijnmeter. Zie ook het lemma Hulp Van Mijnmeter. [N 95, 138; monogr.; Vwo 114; Vwo 154]
II-5
|
27547 |
mijnpet |
pats:
patš (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Plastic, vroeger leren, pet door de mijnwerker als hoofdbescherming gedragen. De invuller uit Q 113 merkt daarover op, dat toen hij in 1933 in de mijn begon, velen een oude pet of hoed droegen. Later voerde men op de vier Oranje-Nassaumijnen lichte, leren petten in en deze werden vervolgens weer vervangen door de versterkte leren pet en de plastic helm. [N 95, 66; monogr.]
II-5
|