24233 |
rietzanger |
rietmus:
reetmös(j) (Q035p Brunssum)
|
rietzanger
III-4-1
|
32589 |
rij mesthoopjes |
mestrij:
mes(t)ri (Q035p Brunssum)
|
Meestal wordt de mest op het land in hoopjes van de kar afgetrokken. Deze hoopjes vormen samen een aantal evenwijdige rijen. Van de benamingen voor een rij mesthoopjes zijn er enkele mogelijk (ook) van toepassing op een ononderbroken streep mest, zoals bedoeld met de termen aan het einde van het lemma. Voor het [... [N 11, 19; N 11A, 20c; N M, 11 add.; A 9, 31 add.; monogr.]
I-1
|
18546 |
rijbroek |
rijbroek:
riebrook (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21130 |
rijden |
varen:
vaarn (Q035p Brunssum)
|
zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28973 |
rijgen |
trochelen:
trǭxǝlǝ (Q035p Brunssum)
|
Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rīgdom (Q035p Brunssum)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
veldwachter:
veldjwachtur (Q035p Brunssum)
|
een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
chunderm (Q035p Brunssum)
|
een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (Q035p Brunssum)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25187 |
rijp vormen, rijpen |
rijmen:
het riemt (Q035p Brunssum)
|
rijp, rijm [DC 48 (1973)]
III-4-4
|