22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikkeljaor (Q035p Brunssum),
šjrikkeljoar (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)] || schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
sjrik⁄kə (Q035p Brunssum)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19536 |
schrobbezem |
schrobber:
schrobber (Q035p Brunssum)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
šruǝfdrǭt (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
[N 95, 749]
II-5
|
19411 |
schroeien |
snerken:
šnerkə (Q035p Brunssum)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
28162 |
schroevedraaier |
schroeve(n)draaier:
šruǝvǝdrijǝr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 748]
II-5
|
20489 |
schrokken |
invaren:
i⁄vààrə (Q035p Brunssum),
schrokken:
sjrokken (Q035p Brunssum),
slokken:
šlokke (Q035p Brunssum),
wolven:
wôo⁄və (Q035p Brunssum)
|
schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
WLD
schubbūn (Q035p Brunssum)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
bleu:
blŭŭ⁄ə (Q035p Brunssum),
uu van huur
bluuə (Q035p Brunssum)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schuddelen:
WLD
schuddelu (Q035p Brunssum)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|