32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (Q035p Brunssum),
blader:
blār (Q035p Brunssum)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24718 |
bladerloze boom |
kale boom:
WLD
kale boom (Q035p Brunssum)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33504 |
bladkool, snijkool |
losse, een -:
loesj (Q035p Brunssum)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladziejn (Q035p Brunssum)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
bletsen:
bletsje (Q035p Brunssum)
|
blaffen [SGV (1914)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
voorn:
WLD
voorn (Q035p Brunssum)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34405 |
blaten |
bleken:
blē̜kǝ (Q035p Brunssum)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
24121 |
blauwborstje |
blauwborstje:
blauwbusjkə (Q035p Brunssum)
|
blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24473 |
blauwe bosbes |
arbel:
arbel (Q035p Brunssum),
in Schunveld marbel
arbel (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
bosorbel:
būsorbel (Q035p Brunssum)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reegel (Q035p Brunssum),
riegər (Q035p Brunssum),
réégel (Q035p Brunssum)
|
reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|