e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
staakbonen rijzererwten: riezererte (Brunssum), stekkenbonen: sjtekkeboene (Brunssum), stekkeboenen (Brunssum) [N Q (1966)] I-7
staal staal: schtoal (Brunssum) kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)] III-3-1
staan staan: štoa (Brunssum, ... ) staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
staart staart: štart (Brunssum, ... ), štart (Brunssum, ... ), štárt (Brunssum) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-9, III-4-2
staartkoord zeel: zēl (Brunssum) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11
staartkwast vlos: flūs (Brunssum) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11
staatstoezicht staatstoezicht: štātstuzex (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Overheidsinstelling die de controle over de steenkoolmijnen uitoefent. [N 95, 166] II-5
stad stad: štat (Brunssum, ... ) stad [RND], [SGV (1914)] III-3-1
stal stal: štal (Brunssum) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
stalen neuzen in mijnschoenen stalen neuzen: (enk)  štālǝ nø̄s (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma, Maurits]) Versteviging van de mijnschoen op de punt. Wanneer de stalen neus ontbreekt of loszit, voldoet de schoen niet meer aan de eisen. [N 95, 884; monogr.] II-5