28027 |
tijdopnameformulier |
tijdakkoord:
tītakōrt (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Wilhelmina])
|
Het formulier waarop men diensttijden en werkzaamheden invulde. De opgave "Hussmannformulier" (Q 113) verwijst ernaar dat ir. Hussmann met dit systeem op de mijn Oranje-Nassau I begon. Het woordtype "journaal" (Q 117a) werd gebruikt voor een voltallige maandlijst. [N 95, 921; monogr.]
II-5
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdpassering:
tietpesseering (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|
27253 |
timmerman |
schrijnenwerker:
šrīnǝwerkǝr (Q035p Brunssum),
schrijner:
šrīnǝr (Q035p Brunssum),
timmerman:
tømǝrman (Q035p Brunssum)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24254 |
tjiftjaf |
tjiftjaf:
tjieftjaf (Q035p Brunssum)
|
tjiftjaf (11 overal waar een gesloten bladerdak is; zang herhaald [tjip-tjep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
trik (Q035p Brunssum)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
redig:
rēex (Q035p Brunssum),
ręi̯ex (Q035p Brunssum),
spelig:
spēlex (Q035p Brunssum),
špēlex (Q035p Brunssum)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33652 |
toegang tot akker |
opvaart:
opvaart (Q035p Brunssum)
|
[N 11, 8]
I-8
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
entree (Q035p Brunssum)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
vaart:
vārt (Q035p Brunssum)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|