e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trakteren trakteren (<lat.): trakteere (Brunssum) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen leepse ogen: LV leeps ogen bij leepse ogen (*leepsogen) omwille van adj.status.  lepeš ooge hubbe (Brunssum), leepsogen: lepsjaoge (Brunssum), zijpogen: ziepaoge (Brunssum) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
transport vervoer: vervoer (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827] II-5
transportband, bandtransporteur band: bantj (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]) Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788] II-5
transporteurmotor aandrijf: aandrijf (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Wilhelmina]) De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b] II-5
trant gaan, het -: goa (Brunssum), gang: gánk (Brunssum) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trap trap: ene smale trap (Brunssum) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trappelen trampelen: trampulu (Brunssum), trámpələ (Brunssum) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2
trechter trechter: trechter (Brunssum) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trein trein: trein (Brunssum) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1