27569 |
uitbetaling van loon |
afrekening:
āfrēkǝnǝŋ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Het loon kan per dag, om de veertien dagen of om de maand uitbetaald worden. In dit lemma komen algemene benamingen voor de uitbetaling van loon voor maar ook benamingen die specifiek duiden op een veertiendaagse uitbetaling of een maandelijkse. Het woordtype "quinzaine" kan naast een veertiendaagse uitbetaling ook wel het loon aanduiden dat om de maand betaald wordt. [N 95, 973; N 95, 975; N 95, 28; monogr.; Vwo 168; Vwo 171; Vwo 416; Vwo 437; Vwo 578; Vwo 590]
II-5
|
18896 |
uitblinken |
uitblinken:
oetblinku (Q035p Brunssum)
|
schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
fisternllen (rh.):
fistərnöllə⁄ (Q035p Brunssum),
prakkiseren:
prakkezēērūn (Q035p Brunssum)
|
door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32709 |
uiteenploegen |
uitereenploegen:
utǝrē[ploegen] (Q035p Brunssum)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
21443 |
uitgaan |
aan de zwier gaan:
aa du schwier (Q035p Brunssum)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18573 |
uitgaanskleren |
uitgaanskleren:
oëtgaonskleijer (Q035p Brunssum)
|
De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
25568 |
uitgedroogd |
korst:
kūš (Q035p Brunssum),
uitgedroogd:
ūǝtgǝdrø̄xt (Q035p Brunssum)
|
Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c]
II-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
dennenwortel:
dɛnǝwǫrtǝl (Q035p Brunssum)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
34169 |
uitgeteld zijn |
aan de telling zijn:
(de koe is) ān dǝ teleŋ (Q035p Brunssum)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
24996 |
uitgieten |
schenken:
shinku (Q035p Brunssum)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|