18925 |
uitstellen |
uitstellen:
oetsstillu (Q035p Brunssum)
|
iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28174 |
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht |
uittrekkende schacht:
ūttrękǝndǝ [schacht] (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.]
II-5
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pē̜škøtǝlǝ (Q035p Brunssum)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flat:
flat (Q035p Brunssum),
koeflat:
kou̯flat (Q035p Brunssum),
kōu̯flat (Q035p Brunssum)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
27762 |
uitzetten |
uitzetten:
ūtzętǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.]
II-5
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zēvǝ (Q035p Brunssum)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
21387 |
unster |
ponder:
punjere (Q035p Brunssum)
|
unster (balans) [SGV (1914)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (Q035p Brunssum),
plasje:
nu noemt men het zo!
plasje (Q035p Brunssum),
zeik:
zai̯k (Q035p Brunssum),
zēk (Q035p Brunssum)
|
urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse (Q035p Brunssum),
plassen:
nu noemt men het zo!
plassen (Q035p Brunssum),
zeiken:
zai̯kǝ (Q035p Brunssum),
zēkǝ (Q035p Brunssum)
|
urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
19027 |
v |
acht slaan:
ach op sloa (Q035p Brunssum)
|
oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|