e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkering hebben vrijen: vrieje (Brunssum), vriën (Brunssum) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)] III-2-2
verkillen killen: kelle (Brunssum, ... ) kleumen [SGV (1914)] || verkleumen [SGV (1914)] III-1-2
verklaren verklaren: verkloare (Brunssum) verklaren [SGV (1914)] III-3-1
verkleumd koel: keul (Brunssum), stijf: sjtīēf van de kouw (Brunssum) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2
verkoper verkoper: eu open  verkeuper (Brunssum) verkooper [SGV (1914)] III-3-1
verkouden (het heeft het) snot: snǫt (Brunssum), verkoud: ich bin verkout (Brunssum), versnopt: ich bin versjnoept (Brunssum), vurschoep (Brunssum), vərsjnoep zeen (Brunssum), Voor een lichte verkoudheid in de neus.  versjnoept (Brunssum) Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] I-9, III-1-2
verkoudheid kou: ich hub een kouw (Brunssum), ich hub een kouw te pakke (Brunssum) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
verkwisten verkwisten: vurkwistn (Brunssum) op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
verlegdienst omlegschicht: ømlękšix (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551] II-5
verlegen beschaamd: besjaimd (Brunssum), besjèèmt (Brunssum), bleu: blŭŭ (Brunssum, ... ), schuw: sjuuj (Brunssum) verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)] III-1-4