e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wandelen (zich) vertreden: B.v. òs get vertrae.  zich vertrae (Brunssum), trampelen: trámpələ (Brunssum), wandelen: wanjulu (Brunssum), B.v. ver gao get wanjele.  wanjele (Brunssum, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2
wandluis wandluis: wantjloes (Brunssum), wandsluis: waarschijnlijk, zegsman wist niet met zekerheid  wans-loes (Brunssum) wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2
wang bak: bakkə (Brunssum) Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
want halfhaas: haufhuisje (Brunssum) wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)] III-1-3
wapen wapen: waopu (Brunssum) een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1
wapenschild schild: shild (Brunssum) een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1
warm weerx warm (weer): werm (Brunssum), wérm (Brunssum) warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4
was was: wesj (Brunssum) wasch [SGV (1914)] III-2-1
wasbord wasbred: weshbreĕt (Brunssum) de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] III-2-1
waslokaal waskouw: węškǫw (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71] II-5