25207 |
wind (alg.) |
wind:
wintj (Q035p Brunssum)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
winjərich (Q035p Brunssum),
windig (weer):
winjig (Q035p Brunssum)
|
winderig [SGV (1914)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
bladstil (weer):
blààtsjtil (Q035p Brunssum)
|
windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkul (Q035p Brunssum)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (Q035p Brunssum),
winkelhoak (Q035p Brunssum)
|
Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, III-1-3
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)ine (Q035p Brunssum)
|
winnen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
27977 |
winning |
vordering:
vø̄rdǝreŋ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864]
II-5
|
21881 |
winst |
winst:
wins (Q035p Brunssum)
|
de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
wintjerkleijer (Q035p Brunssum),
wintjerkléejre (Q035p Brunssum),
wintjerkléjer (Q035p Brunssum),
wintjerklîer (Q035p Brunssum)
|
winterkleren [N 23 (1964)] || Winterkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
köninske (Q035p Brunssum),
winterkoning:
winjtərkeuning (Q035p Brunssum),
winterkoninkje:
winjterkūūninkske (Q035p Brunssum)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] || winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|