27889 |
de steenhoop laden |
afslag opruimen:
āfšlāx oprȳmǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Maurits])
|
De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.]
II-5
|
27888 |
de stok schieten |
(de) stok opschieten:
štǫk opšētǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Bij de aanleg van een galerij het gesteente met behulp van springstof verwijderen om op deze wijze voldoende galerijhoogte te verkrijgen. Deze handeling vindt plaats nadat de koollaag ter breedte van de galerij en over voldoende diepte is weggenomen (zie ook het lemma De Stok Vrijmaken). [N 95, 430; N 95, 435]
II-5
|
27825 |
de stok vrijmaken |
(de) stok blank maken:
štǫk blaŋk mākǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
De steenkool ter breedte van de galerij en over voldoende diepte wegnemen. De invuller uit Q 33 merkt daarover op dat men deze term op de mijn Emma tot ongeveer 1958 gebruikte. [N 95, 392; monogr.]
II-5
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel gereedmaken:
də tao⁄fəl gəreet⁄ mààkə (Q035p Brunssum)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
25640 |
de tweede keer bakken |
roosteren:
rȳstǝrǝ (Q035p Brunssum),
rūstǝrǝ (Q035p Brunssum)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
19640 |
de was blauwen |
blauwen:
bluije (Q035p Brunssum)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
insjprinkele (Q035p Brunssum)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
špeule (Q035p Brunssum)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
28143 |
de watergoot reinigen |
(de) zouw reinmaken:
zǫw rēnmākǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 790; monogr.]
II-5
|
32702 |
de wintervoor ploegen |
op voren zetten:
ǫp ˲vūrǝ zętǝ (Q035p Brunssum)
|
Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.]
I-1
|