27835 |
doorhouw |
doorslag:
doǝršlāx (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Zwartberg, Waterschei]),
doortocht:
dōrtǫx (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma]),
ophouw:
ophǫw (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566]
II-5
|
25639 |
doormidden gesneden beschuitbol |
beschuit:
bǝšø̄t (Q035p Brunssum),
twee halve:
twi hāvǝ (Q035p Brunssum)
|
De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c]
II-1
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doare (Q035p Brunssum),
doorn (mv.):
dör (Q035p Brunssum),
döör (Q035p Brunssum),
də:r (Q035p Brunssum)
|
doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
24619 |
doornstruik |
doornen:
doare (Q035p Brunssum),
doornenstok:
dööresjtok (Q035p Brunssum)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
20848 |
dopen |
dopen:
də.pə (Q035p Brunssum),
(oo tusschen: oo en oa).
deupe (Q035p Brunssum),
gedoopt worden:
chədə.pt woͅ.r (Q035p Brunssum)
|
doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
kevererwten:
WLD
kìeverertu (Q035p Brunssum)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
24753 |
dophei |
hei:
WLD
heij (Q035p Brunssum)
|
Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21311 |
dorp |
dorp:
dörp (Q035p Brunssum)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø.rpǝl (Q035p Brunssum)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
durp (Q035p Brunssum)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|