e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbel sierhek barrier: barēr (Brunssum) Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6] I-8
dubbele toegangspoort van een gesloten erf opvaart: ǫp˲vārt (Brunssum) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbelkettingtransporteur beien: bęjǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), gusto: gysto (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), gøsto (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583] II-5
duif (alg.) duif: doef (Brunssum, ... ), en doehf (Brunssum) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif [SGV (1914)] || Duif. III-3-2
duif met kleine kleurschakeringen schilfer: sjullever (Brunssum, ... ) Duivenras. III-3-2
duif met één of meer witte pennen sjek: sjek (Brunssum, ... ) Duif met gekleurde veren waarin witte strepen. III-3-2
duif, algemeen duif: oe lang  doef (Brunssum) Duif [SGV (1914)] III-4-1
duim duim: doem (Brunssum) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duim, maat van 2,5 cm duim: doem (Brunssum) de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duimeling duimeling: doemelink (Brunssum), duumeling (Brunssum, ... ) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3