e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iessel (Brunssum) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iesselen (Brunssum), (zeldzaam: uiteraard).  iezele (Brunssum) ijzelen [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
ijzen zich schudden: cf. WNT XIV kol. 1129 s.v. "schudden"B) onzijdig : van iemand die koorts heeft, die in grote angst verkeert etc, rillen, beven  zich sjöddə (Brunssum) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeur: [oven]dȳr (Brunssum) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren eg ijzeren [eg]: īzǝrǝ [eg] (Brunssum) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Brunssum), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Brunssum), oogstgaffel: ōs˲gafǝl (Brunssum) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak schephaak: šøphōͅk (Brunssum) [N 12 (1961)] I-7
ijzertje onder een schoen plaatje: plaetje (Brunssum) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
illustratie prentje: prentje (Brunssum) een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] III-3-1
in alle haast hapsnap: hap schnap (Brunssum), vlot-vlot: flòt-flòt (Brunssum) in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)] III-1-4