e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klein wolkje wolkje: ə wulkskə (Brunssum) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleine knikker: glazen knikker glazen kraal: glaze krel (Brunssum) Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] III-3-2
kleine uitsteeksels op de broodkorst puntje: pøntjǝ (Brunssum) De bij het zigzag knippen ontstane kleine uitsteeksels op de broodkorst. [N 29, 44c] II-1
kleingeld kleingeld: kleegeltj (Brunssum) kleingeld [SGV (1914)] III-3-1
kleinzoon enkel (du.): eŋkəl (Brunssum) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klep (van pet) klep: klép (Brunssum) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepel klepel: klèpel (Brunssum) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kleppers kleppers: klepper (Brunssum) Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)] III-3-2
kletsen parleien (<fr.): #NAME?  perleite (Brunssum), wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwuln (Brunssum) praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] || zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [snateren] snateren: šnatere (Brunssum) snateren [SGV (1914)] III-3-1