| 34237 |
melk |
melk:
melk (Q035p Brunssum),
męlǝk (Q035p Brunssum)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
| 34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (Q035p Brunssum)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
| 34095 |
melkaders |
melksaderen:
melksǭrǝ (Q035p Brunssum)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
| 21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.ər (Q035p Brunssum)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
| 34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kǭvǝrtantj (Q035p Brunssum)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
| 19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
milk-kenke (Q035p Brunssum)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 34129 |
melkkoe |
melkkoe:
melkō (Q035p Brunssum)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
| 34227 |
melkstoeltje |
melkbok:
melkbǫk (Q035p Brunssum)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
| 17624 |
melktanden |
melktanden:
milktenj (Q035p Brunssum)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 33554 |
meloen |
meloen:
WLD
muloen (Q035p Brunssum)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|