e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
o.v.s.-gebouw bij de o.v.s.: bęj dǝ [o.v.s.] (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De Ondergrondse Vakschool waar de mijnwerker wordt opgeleid voor het mijnwerk ondergronds. [N 95, 24] II-5
obstakel ongerief: ongureef (Brunssum) iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: meurgu (Brunssum), ochtend: murge (Brunssum), mörge (Brunssum) s morgens) [DC 65 (1990)], [N 91 (1982)], [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kanjtj (Brunssum), kantj (Brunssum), klif: (ie van bies). "ook gezegd e, weghelling".  klieɛ͂f (Brunssum) oever [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
oeverzwaluw kleizwarbel: kleijsjwarbel (Brunssum), oeverzwarbel: over-sjwarbəl (Brunssum) overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: oogenblikske (Brunssum), oogenblîkskə (Brunssum), tijdje: tiedju (Brunssum) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
ohmmeter ohmmeter: ōmmę̄ǝtǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Apparaat voor het doormeten van schietleidingen. [N 95, 408; monogr.] II-5
okkernoot noot: noet (Brunssum), v. vuur  nuut (Brunssum) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
oksel oksel: òksel (Brunssum) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie l (du.): èu⁄əl (Brunssum), olig: oalich (Brunssum), salade-olig: sjlaatoulig (Brunssum) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3