e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprinkhaan sprinkhaan: sprinkhaan (Brunssum), šprinkhaan (Brunssum) sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: sjprootel (Brunssum), šproetele (Brunssum) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen hout breken: brèke (hoot) (Brunssum), sprokkelen: schprokkulu (Brunssum) sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprong sprong: šproŋk (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Aantal centimeters dat een stijl uit het lood staat. [N 95, 294; monogr.] II-5
sprookje sprookje: spreukskn (Brunssum) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruitjes: spruutjes (Brunssum) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten uitspruiten: WLD  oetsproĕtun (Brunssum) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: sjproete (Brunssum), šproete (Brunssum), spruitje: spruutjes (Brunssum) [N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] I-7
spruw mondzeer: mondjzeer (Brunssum) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)] III-1-2
spuiten prietsen: prietsje (Brunssum), proetsen: proetsje (Brunssum), sprietsen: shprietsu (Brunssum), spritsen (<du.): sjpriĕtsə (Brunssum), spuiten: sjpeutə (Brunssum) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4