e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
takken (coll.) tak (mv.): tek (Brunssum) takken (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
takkenbos, bussel hout schans: schans (Brunssum) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud graaf: grāf (Brunssum) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tand tand: tandj (Brunssum, ... ), tantj (Brunssum) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): tenj (Brunssum) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden poetsen tanden poetsen: poets ich mich mien tänj (Brunssum) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tandenborstel tandenborstel: tänjebuësjtel (Brunssum) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandenstoker tandensteker: tanje schteĕkur (Brunssum) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandheugel van de stijlentrekker tandheugel: tanjtjhø̄gǝl (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De tandheugel van een stijlentrekker. [N 95, 592] II-5
tandpasta tandpasta: tandjpasta (Brunssum) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3