e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doorhouw doorslag: doǝršlāx (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]), doortocht: dōrtǫx (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]), ophouw: ophǫw (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doormidden gesneden beschuitbol beschuit: bǝšø̄t (Brunssum), twee halve: twi hāvǝ (Brunssum) De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c] II-1
doorn, stekel doorn: doare (Brunssum), doorn (mv.): dör (Brunssum), döör (Brunssum), də:r (Brunssum) doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornstruik doornen: doare (Brunssum), doornenstok: dööresjtok (Brunssum) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
dopen dopen: də.pə (Brunssum), (oo tusschen: oo en oa).  deupe (Brunssum), gedoopt worden: chədə.pt woͅ.r (Brunssum) doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] III-3-3
doperwten kevererwten: WLD  kìeverertu (Brunssum) De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] I-7
dophei hei: WLD  heij (Brunssum) Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)] III-4-3
dorp dorp: dörp (Brunssum) dorp [SGV (1914)] III-3-1
dorpel dorpel: dø.rpǝl (Brunssum) Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld] II-9
dorpskom dorp: durp (Brunssum) het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)] III-3-1