34455 |
jongen ter wereld brengen |
lammeren:
lamǝrǝ (P178p Brustem)
|
[N 77, 94]
I-12
|
21912 |
kaal duivenjong |
kaal jong:
kōͅəljøŋk (P178p Brustem),
kwakjong:
kwakjøŋk (P178p Brustem)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaitjes:
ky̞əkəs (P178p Brustem)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kas (P178p Brustem)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaartspelen:
koͅ.ət spe.lə (P178p Brustem)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kééəs (P178p Brustem)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
22622 |
kaatsen |
bet de bal spelen:
bə də ba.l tə spelə (P178p Brustem)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22227 |
kaf |
kaf:
kaf (P178p Brustem)
|
In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31]
I-4
|
33434 |
kafbewaarplaats |
kafkot:
káfkǫt (P178p Brustem)
|
De plaats waar het kaf bewaard wordt. Meestal is dit een aparte ruimte of een afgeschoten deel van een ruimte, zodat het kaf niet zo snel wegwaait. Vrijwel altijd gaat het om een deel van de schuur. In K 316 bewaart men het kaf buiten, in L 413 en Q 97 in een hoek van de dorsvloer. In sommige plaatsen vult men een kuil tot aan de rand met kaf (zo ook kafgat voor Q 7). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zolder) het lemma "graanzolder" (3.4.11). [N 5A, 72c; N 14, 46; monogr.]
I-6
|
30247 |
kalf |
kalf:
kalǝf (P178p Brustem)
|
Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14]
I-11
|