33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
witte snuit:
wetǝ snāt (P178p Brustem),
witte streep:
wetǝ striǝp (P178p Brustem)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bǫks (P178p Brustem)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
34147 |
leiden |
leiden:
lēǝ (P178p Brustem)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
33786 |
lendenen en kuil |
miltkuil(en):
meltkāl (P178p Brustem)
|
Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c]
I-9
|
34418 |
leverbotziekte, distomatose |
wrat:
vrot (P178p Brustem)
|
Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b]
I-12
|
21002 |
leverpastei |
leverpastei:
liə.vərpásteͅi (P178p Brustem)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverpens:
leəvərpɛns (P178p Brustem),
lēəvərpɛns (P178p Brustem)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
33677 |
lichte klei |
zavel:
zaǝvǝl (P178p Brustem)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
litsjə (P178p Brustem)
|
liedje [RND]
III-3-2
|
17647 |
lies |
lies:
lē̜s (P178p Brustem),
moes:
mus (P178p Brustem)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9
|