e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brustem

Overzicht

Gevonden: 1131
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardestalzolder hooizolder: [hooizolder] (Brustem) De zolder boven de paardestal, soms vanuit de schuur te bereiken. Meestal werd er hooi in bewaard; soms sliep de knecht er. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen het lemma "koestalzolder" (3.4.1). [N 5A, 73a; monogr.] I-6
paardetuig paardsgetuig: pęats˲gǝtø̜̄.x (Brustem) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
pad pad: pad (Brustem) pad [ZND m] III-4-2
paddestoel (alg.) kampernoel: eetbaar  kampərnulə (Brustem), paddestoel: algemeen  padəstu.l (Brustem) paddestoel [RND] III-4-3
pand, bed pand: pãn (Brustem  [(niet gebruikelijk)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
paren van de duiven koppelen: kòpələ (Brustem), paren: pōͅərə (Brustem) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf mutten: mø̜tǝ (Brustem) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastoor pastoor (<lat.): pastu.r (Brustem) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): pu.ətər (Brustem) pater [RND] III-3-3
penis van de stier prik: prek (Brustem), schacht: sxaxt (Brustem) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11