32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røk (P178p Brustem)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
røkrim (P178p Brustem)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
21094 |
rugstuk |
harst:
dənás (P178p Brustem),
hā.s (P178p Brustem),
hā.stə (P178p Brustem)
|
karbonaden [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
mangelen (P178p Brustem)
|
Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
33435 |
ruimte waar men stro hakselt en bewaart |
strokot:
strui̯kǫt (P178p Brustem),
strozolder:
strui̯zǫldǝr (P178p Brustem)
|
Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.]
I-6
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜̄n (P178p Brustem)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koeke (P178p Brustem)
|
Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
17884 |
rukken |
roffen:
roefe (P178p Brustem)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
made:
moj (P178p Brustem),
paardhorzelworm:
peͅiətwoͅsəlwərm (P178p Brustem)
|
larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kābīǝstǝ (P178p Brustem)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|