17590 |
snuit |
snuit:
snāt (P178p Brustem)
|
Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-9
|
34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
snāt (P178p Brustem)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldu.ət (P178p Brustem)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
suldo.ətə (P178p Brustem)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
33222 |
sorteren met de hand |
onderrapen:
ǫndǝrǭ.pǝ (P178p Brustem)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
speken:
spikǝn (P178p Brustem)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
sxø̜p (P178p Brustem)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spujə (P178p Brustem)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dø̜m (P178p Brustem)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (P178p Brustem, ...
P178p Brustem),
vlees:
vlīəs (P178p Brustem, ...
P178p Brustem)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|