34055 |
springstier |
springvar:
sprɛŋk˲vɛ̄ǝr (P178p Brustem)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
21545 |
sprookje |
vertelseltje:
vertelselke (P178p Brustem)
|
hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
20125 |
staart |
staart:
stat (P178p Brustem, ...
P178p Brustem,
P178p Brustem,
P178p Brustem),
varkensstaart:
vɛrǝkǝsstat (P178p Brustem)
|
[N 77, 23] [N 77, 89; monogr.]Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9
|
33976 |
staartriem |
staartteugel:
stattø̜gǝl (P178p Brustem)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (P178p Brustem)
|
stad [RND]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
stal (P178p Brustem)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
dobbeldeur:
dǫbǝldøu̯ǝr (P178p Brustem),
dobbele deur:
dǫbǝl dø̜ǝr (P178p Brustem),
koestaldeur:
[koestal]dø̜ǝr (P178p Brustem),
staldeur:
[stal]døǝ̜r (P178p Brustem)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
34056 |
stamboekstier |
gekeurde var:
gǝkøǝdǝ vēǝr (P178p Brustem),
stamboekvar:
stambok˲vɛ̄r (P178p Brustem)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
standbe.lt (P178p Brustem)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
17821 |
steek |
boordje?:
(boetje) [sic]
buətjə (P178p Brustem)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|