e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolrabi, koolraap-boven-de-grond knollen boven de aarde: knǫlǝ bǭvǝ d ē̜rt (Buchten) Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16] I-5
koolrabisoep reubensoep: Syst. WBD  reubesop (Buchten) Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)] III-2-3
koolwand kolenwand: kǭlǝwanjtj (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) De wand van steenkool waartegenover de mijnwerker staat, als hij in de pijler kolen gaat delven. Zie ook de lemmata Pijler en Zijwand. [N 95, 475] II-5
koolzaag kolenzeeg: kǭlǝzę̄x (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Een lichte kerfmachine waarmee uit de hand wordt gewerkt. Volgens een invuller uit Q 121 werd de koolzaag met perslucht aangedreven. [N 95, 530; monogr.] II-5
koopwaar waar: gooj waar (Buchten) waar (goede ~) [SGV (1914)] III-3-1
koor koor: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  kōōar (Buchten) koor [SGV (1914)] III-3-3
koorts koorts: koars (Buchten) koorts [SGV (1914)] III-1-2
kop van de pijler kop pijler: kǫp [pijler] (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280] II-5
kop van de schoof kop: kǫp (Buchten) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop verwijderen kop afsnijden: kop āfšniǝ (Buchten) Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.] II-1