e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leerling halfwas: halǝfwas (Buchten) Aankomend schilder die het schildersvak leert. [N 67, 99a] II-9
leerlooier looier: lø̄jǝr (Buchten) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leesband leesband: lę̄sbanjtj (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Transportband waarop de schachtkool van de schacht naar de wasserij wordt vervoerd. Langs deze band staan de leesjongens die de stenen en andere ongerechtigheden uit de kolen rapen. [N 95, 832; monogr.; N 95, 14] II-5
leesjongen leesjong: lę̄sjoŋ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Jongen die bovengronds de stenen raapt uit via een transportband aangevoerde kolen. De afkorting O.V.S. uit de opgave "o.v.s.-er" (L 433, Q 121c) staat voor Ondergrondse Vakschool. [N 95, 155; monogr.] II-5
leest leest: lęjs (Buchten) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: leeuw (Buchten) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
lege eerste koe lege vaars: lē̜x vē̜s (Buchten) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
lege maiskolf spillen: špelǝ (Buchten) Het lege vruchtbeginsel van de maïsplant; de kolf waar de maïskorrels van zijn afgehaald. Omschrijvingen zoals "lege kolf" zijn niet opgenomen. [N Q, 24] I-4
lege wagen lege wagen: lę̄gǝ wāgǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) [N 95, 673a; monogr.] II-5
leggen leggen: lègge (Buchten) leggen [SGV (1914)] III-1-2