30797 |
looi |
looi:
lōǝj (L426p Buchten)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lōǝjǝ (L426p Buchten)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
21686 |
loon |
maandloon:
mǭnjtjlǭwn (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het loon dat dagelijks, veertiendaags of maandelijks wordt uitbetaald. Zie ook het lemma Uitbetaling Van Loon. De woordtypen "achtzehntel" en "neunzehntel" betreffen het loon van een hulphouwer, respektievelijk 80% en 90% van het loon van een houwer. Zie ook het lemma Hulphouwer. [N 95, 976; monogr.; N 95, 144; Vwo 416; Vwo 437]
II-5
|
27697 |
loonkantoor, loonhal |
loonhal:
loanhal (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits]),
lǭwnhal (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Plaats waar het loon uitbetaald wordt. [N 95, 28; N 95, 977]
II-5
|
27574 |
loonzakje |
loontuitje:
ǭwntȳtjǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Volgens de informant van Q 15 was het loonzakje al vroeg in onbruik. De arbeider kreeg daarna van zijn opzichter een loonstrookje en tegen inlevering hiervan werd zijn loon uitbetaald. [N 95, 980]
II-5
|
20132 |
loops |
loops:
leupsj (L426p Buchten),
løͅi̯pš (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
loat (L426p Buchten)
|
loot [SGV (1914)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L426p Buchten)
|
lopen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22044 |
lopend snot |
lopend snot:
l}oupentsnot (L426p Buchten)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18697 |
losse linnen halsboord |
stijve kraag:
sjtieve kraag (L426p Buchten)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|