24356 |
mug |
mug:
mukke (L426p Buchten)
|
steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
bovenband:
bǫvǝ[band] (L426p Buchten)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moelpär (L426p Buchten)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slof:
sjloffe (L426p Buchten)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moes (L426p Buchten),
muisje:
muuske (dim.) (L426p Buchten)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (L426p Buchten)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
de mōēs van de hangt (L426p Buchten)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (L426p Buchten)
|
muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenhoop:
sjansenhoup (L426p Buchten),
schansenmijt:
sjansemiet (L426p Buchten)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (L426p Buchten)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|