20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
krofnagel:
krofnägel (L426p Buchten)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25410 |
nagels verwijderen |
schoentjes uittrekken:
šø̄nkǝs uttrɛkǝ (L426p Buchten)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25392 |
nagieten |
naspoelen:
nǭšpø̄lǝ (L426p Buchten)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmǝnt (L426p Buchten),
tweede snid:
twēdǝ snēt (L426p Buchten)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25393 |
nascheren |
naschrabben:
nǭšrabǝ (L426p Buchten)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
25124 |
natte sneeuw |
watersneeuw:
smeltende sneeuw
watersnee è (L426p Buchten)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
èng (L426p Buchten)
|
nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L426p Buchten)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
nèèf (L426p Buchten)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
27173 |
neerbraak |
neerbraak:
neerbraak (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een blinde schacht die in benedenwaartse richting wordt gedreven. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Blinde Schacht, Tussenschacht en Opbraak. [N 95, 184; N 95, 78; monogr.; Vwo 544]
II-5
|