27859 |
opproppen |
bezetten:
bǝzętǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een met springstof gevuld gat door middel van een waterpatroon of een van steenstof of leem gemaakte prop afsluiten. [N 95, 404; monogr.; Vwo 15; Vwo 48; Vwo 126; Vwo 177; Vwo 569; Vwo 571]
II-5
|
18030 |
oprispen |
oprupsen:
opröpsje (L426p Buchten),
rupsen:
röpsje (L426p Buchten)
|
oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19426 |
opruimen |
opruimen:
opruime (L426p Buchten)
|
Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30694 |
opsteekladder |
opsteekleider:
ǫpštē̜klɛjǝr (L426p Buchten)
|
Ladder die met behulp van metalen haken met één of meer delen verder verlengd kan worden. [N 67, 63e]
II-9
|
32936 |
opsteker |
opsteker:
ǫpstē̜kǝr (L426p Buchten)
|
Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-4
|
32938 |
optassen, vouwen |
omervelen:
umø̜̄rvǝlǝ (L426p Buchten)
|
Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6]
I-3
|
33730 |
optilbaar hek |
barrier:
barēr (L426p Buchten)
|
Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.]
I-8
|
17900 |
optillen |
heffen:
höffe (L426p Buchten)
|
heffen, tillen [SGV (1914)]
III-1-2
|
28004 |
opvangen |
(een) spits voortrekken:
ǝ špets vø̄rtrękǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits]),
aanbouwen:
ānbuwǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Loszittende gesteentelagen in het dak niet wegnemen, maar ondersteunen. Het woordtype "(een) spits voortrekken" (L 374, L 426, L 433, Q 15, Q 21, Q 113) duidt een manier van ondersteunen aan waarbij men een halfhout met het ene uiteinde op de bestaande ondersteuning bevestigt en onder het andere einde een stijl plaatst. [N 95, 899; N 95, 892; N 95, 367; monogr.; N 95, 575; Vwo 2; Vwo 471]
II-5
|
27609 |
opvuldienst |
vulploeg:
vø̜lplōx (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die zorgt voor het opvullen van het ontgonnen pand. [N 95, 546; monogr.; Vwo 846; Vwo 850]
II-5
|