21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad; pädjes (L426p Buchten)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
jodenvlees:
juddevleisj (L426p Buchten)
|
paddestoel [SGV (1914)]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgeblazen (dik):
opgeblòze (L426p Buchten),
pappetig (dik):
pappetig dik (L426p Buchten)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18170 |
pak, kostuum |
kostuum:
kestjuum (L426p Buchten),
pak:
ein nuut pak (L426p Buchten),
pak (L426p Buchten)
|
kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)]
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
ael (L426p Buchten),
ääl (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
geen verschil
äel (L426p Buchten)
|
aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|
25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
kellen:
kɛlǝ (L426p Buchten)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|
28020 |
pand |
pand:
panjtj (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De strook steenkool in de lengterichting van de pijler die in één etmaal wordt gewonnen. Een pijler is verdeeld in drie panden die naast elkaar liggen volgens de lengte van de pijler. Ieder pand is ongeveer 1.50 m. breed en dus zo lang als de pijler. Het pand aan het front moet in één dienst ontkoold worden, het middenste draagt het vervoermiddel waarmee de ontgonnen kolen worden weggevoerd en het laatste wordt weer gevuld. Het pand dat ontkoold werd dient ''s anderendaags als vervoerpand enz... (Vanwonterghem pag. 168). In N 95, 379 werd gevraagd naar de dialectterm voor "pand". Uit de opmerkingen van de zegslieden uit Q 33 en Q 113 blijkt dat "pand" op respectievelijk de mijn Emma en de vier Oranje-Nassaumijnen ook werd gebruikt voor de hoeveelheid kool die één houwer moest delven. Daarom zijn deze opgaven ook opgenomen in het lemma Stuk. [N 95, 379; monogr.; Vwo 366; Vwo 580]
II-5
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
sjoere (L426p Buchten)
|
Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20700 |
pannenkoek |
pannenkoek:
Syst. WBD
pannekook (L426p Buchten)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
beslag:
Syst. WBD
besjlaag (L426p Buchten)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|