21063 |
peul |
erwtenschaal:
ertesjale (L426p Buchten),
schaal:
sjale (L426p Buchten)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
sjale (L426p Buchten)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
keveren:
kevere (L426p Buchten)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
ranken:
renge (L426p Buchten)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
keveren:
kévere (L426p Buchten)
|
erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20572 |
peuzelen |
peuzelen:
peuzele (L426p Buchten)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25420 |
pezen |
pezen:
pēzǝ (L426p Buchten)
|
[N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.]
II-1
|
25421 |
pezen blootleggen |
pezen lossnijden:
pēzǝ losšniǝ (L426p Buchten)
|
Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.]
II-1
|
21734 |
pezerik |
pezerik:
pēzǝrǝk (L426p Buchten)
|
De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.]
II-1
|
24224 |
piepen |
sjierpen:
širpǝ (L426p Buchten)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12
|