34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
jonge eend:
joŋ ē̜nj (L426p Buchten)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
jonge gans:
joŋ gau̯s (L426p Buchten)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
schroet, schroet:
šrūt, šrūt (L426p Buchten)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
hoen:
hōn (L426p Buchten),
tjiels, tjiels:
tjils, tjils (L426p Buchten),
tjietetje, tjietetje:
tjitǝkǝ, tjitǝkǝ (L426p Buchten)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
koe:
kō (L426p Buchten),
kom koetje:
kǫm kø̄kǝ (L426p Buchten)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
bag:
baq (L426p Buchten),
kuusje, kuusje:
kyškǝ, kyškǝ (L426p Buchten)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalf:
kau̯f (L426p Buchten),
kom kalfje:
kǫm kē̜fkǝ (L426p Buchten)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuik, kuik:
kyk, kyk (L426p Buchten),
kuik, kuik, kuik:
kyk, kyk, kyk (L426p Buchten),
kuiken:
kȳkǝ (L426p Buchten)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (L426p Buchten),
varken:
vɛrkǝ (L426p Buchten)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lam:
lamp (L426p Buchten),
lammetje, lammetje:
lɛmkǝ, lɛmkǝ (L426p Buchten)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|