19411 |
schroeien |
schroeien:
šronjə (L426p Buchten),
snerken:
snirke (L426p Buchten)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
28162 |
schroevedraaier |
schroeve(n)draaier:
šruvǝdrɛjǝr (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 748]
II-5
|
20489 |
schrokken |
schrokken:
schrôkke (L426p Buchten),
slinden:
sjlènje (L426p Buchten),
vreten:
vrāēte (L426p Buchten)
|
schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18844 |
schuchter |
bleu:
bleu (L426p Buchten)
|
bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
28356 |
schudgootbaas |
schüttelbaas:
šøtǝlbās (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De man die verantwoordelijk is voor de bediening en het onderhoud van de schudgoot. "De schudgootmeester moet voornamelijk waken op de aansluiting van de verschillende gootelementen van een installatie die behoorlijk aaneengeschroefd moeten zijn. Daarvoor gebruikt hij een schroefsleutel waaraan hij zijn naam van "bakkensleutel" of "bakkenbouter" te danken heeft" (Defoin pag. 193). De schudgootbaas had in de Nederlandse mijnen dezelfde functie als de voorman. Het woordtype "posthouwer" (Q 35, Q 112a) duidt daar dan ook op. Zie ook de lemmata Voorman, Ploegbaas en Toewijzen. [N 95, 158; monogr.; Vwo 78; Vwo 79; Vwo 82; Vwo 237]
II-5
|
28346 |
schudgootmotor |
rutschenmotor:
rotšǝmōtǝr (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De vaak door perslucht aangedreven motor die de schudgoten in beweging brengt. Volgens de invuller uit Q 202 was de "rutschenmotor" voor de opwaartse beweging van de schudgoot verantwoordelijk en de "tegencilinder" voor de neerwaartse. De "Flottmannmotor" of "hubmotor" werd volgens de respondent uit Q 113 evenwijdig ten opzichte van de schudgoot geplaatst, de "Eickhoffmotor" daarentegen haaks op de goot. [N 95, 613; monogr.; N 95, 618; N 95, 619]
II-5
|
28355 |
schudgotentoer |
rutschentoer:
rotšǝtūr (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een reeks schudgoten die bij één motor behoort en als zodanig één geheel vormt. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat een "bakkeninstallatie" bestaat uit twaalf tot vijftien bakken van drie meter lengte, terwijl de respondent uit Q 121a schrijft dat een schudgotentoer in de mijn Julia zeventig meter lang was. [N 95, 614; N 95, 612; monogr.]
II-5
|
27709 |
schudzeef |
schudzeef:
šø̜tzēf (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Sorteerzeef. Van de wasserij gaan de kolen naar de sorteerzeven, waar zij naar grootte worden gescheiden. [N 95, 101; monogr.]
II-5
|
19565 |
schuier |
klederborstel:
kleier boistel (L426p Buchten),
kleierbeustel (L426p Buchten)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30691 |
schuifladder |
schuifleider:
šȳflɛjǝr (L426p Buchten)
|
Uit twee delen bestaande ladder die door uitschuiven tot nagenoeg de dubbele lengte gebracht kan worden. [N 67, 63b]
II-9
|